Wet op de Ondernemingsraad

Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors

Artikel 22. Kosten

  1. De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de ondernemingsraad en de commissies van die raad komen ten laste van de ondernemer.
  2. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid komen de kosten van het overeenkomstig artikel 16 en artikel 23a, zesde lid, raadplegen van een deskundige door de ondernemingsraad of een commissie van die raad, alsmede de kosten van het voeren van rechtsgedingen door de ondernemingsraad, slechts ten laste van de ondernemer, indien hij van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. De eerste volzin is niet van toepassing wanneer uitvoering is gegeven aan het vierde lid.
  3. Met inachtneming van het eerste lid komen de kosten van scholing en vorming, bedoeld in artikel 18, tweede lid, ten laste van de ondernemer. De Raad kan voor verschillende kosten verbonden aan scholing en vorming richtbedragen vaststellen.Met inachtneming van het eerste lid komen de kosten van scholing en vorming, bedoeld in artikel 18, tweede lid, ten laste van de ondernemer. De Raad kan voor verschillende kosten verbonden aan scholing en vorming richtbedragen vaststellen.
  4. De ondernemer kan in overeenstemming met de ondernemingsraad de kosten die de ondernemingsraad en de commissies van die raad in enig jaar zullen maken, voor zover deze geen verband houden met het bepaalde in de artikelen 17 en 18, eerste lid, vaststellen op een bepaald bedrag, dat de ondernemingsraad naar eigen inzicht kan besteden. Kosten waardoor het hier bedoelde bedrag zou worden overschreden, komen slechts ten laste van de ondernemer voor zover hij in het dragen daarvan toestemt.

Toelichting:

Alle kosten die de OR moet maken om zijn taak uit te voeren komen voor rekening van de ondernemer. Kosten gemaakt aan deskundigen en rechtsgedingen komen slechts voor rekening van de ondernemer als deze van tevoren van de kosten op de hoogte is gesteld. Over training en scholing kan de OR zelf besluiten en over de kosten daarover hoeft de bestuurder niet van tevoren in kennis gesteld te worden. Het is natuurlijk wel netjes dit wel te doen. Laat je echter niet in de positie van ‘toestemming vragen’ zetten, daarmee plaats je je onder de directie en daarmee gedraag je je ongelijkwaardig. Dit komt ook op andere vlakken de onderhandelingspositie van de OR niet te goede. Het betekent natuurlijk ook dat de OR zelf de verantwoordelijkheid draagt voor deze uitgaven.

In lid 4 wordt gesproken over een budget dat de OR kan worden toegekend. De OR moet zich afvragen of dat handig is. Enerzijds heb je een bedrag beschikbaar dat jezelf kunt besteden, anderzijds moet de OR toestemming vragen aan de bestuurder als het budget overschreden wordt. Overschrijdingen van het budget zullen vooral plaatsvinden in situaties waar het spannend wordt en waar OR deskundige ondersteuning hard nodig heeft. Mogelijk staan bestuurder en OR ook tegenover elkaar. Deskundige ondersteuning is duur en het budget is waarschijnlijk snel op. Als het budget zodanig groot is dat de OR er wel deskundige ondersteuning van kan betalen zal het in normale jaren nauwelijks volledig gebruikt worden.