Wie bestuurt de lokale zaak?

Over gemeentelijke samenwerking en de OR

Het Rijk heeft veel taken overgedragen aan de gemeenten. Deze taken komen dan dichter bij de beïnvloeding van de burger, is de gedachte. Kleine en middelgrote gemeenten blijken niet toegerust om deze taken op zich te nemen. Daar komt nog bij dat het Rijk niet alleen taken overdraagt, maar ook hoge eisen stelt aan de uitvoering. We hebben dat gezien bij de vorming van de omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s, nu blijkt dat ook bij de werkvoorziening en de zorg voor jeugd en langdurig zieken. Gemeenten lossen dat op door in samenwerking nieuwe organisaties op te richten voor specifieke taken of deze uit te besteden aan de markt. De uitvoering, zoals de afvalverwerking, de groenvoorziening of de sociale dienst is in veel gevallen al lang samengevoegd met andere gemeenten of uitbesteed aan de markt. Daardoor wordt de gemeentelijke moederorganisatie steeds kleiner en kwetsbaarder.

Gemeentelijke samenwerking met verschillende partners

De samenwerkingen zijn vaak met verschillende partners aangegaan, in de hoop de politieke zelfstandigheid overeind te houden. Het gemeentelandschap verwordt zo tot een lappendeken van grote samenwerkingsverbanden. Het beleid binnen deze organisaties is nauwelijks door één gemeente bij te sturen, laat staan te bepalen.

Eén gemeente­bestuur kan niet voldoende kracht ontwikkelen om daadwerkelijk beleid te maken, dat wordt in een bestuur bepaald waar meerdere gemeenten in vertegenwoordigd zijn. De directie van zo’n samenwerkingsorgaan bepaalt dan het beleid dat door de gemeentebesturen bekrachtigd moet worden. De lokale politiek is slechts een democratische façade geworden waarachter zelfstandige organisaties hun gang gaan. Beleid en uitvoering worden daarmee niet dichter bij de burger gebracht. Er ontstaat een maatschappelijk middenveld zonder enige effectieve democratische controle.

Is dit een vraagstuk voor de OR?

Sommigen vinden van niet. Zij vinden dat besluiten om samenwerkingsorganisaties op te richten onder het politiek primaat vallen en dat de OR daar niets over te zeggen heeft. Ik vind echter dat de OR daarover zeker zijn mening mag geven. Uiteindelijk moeten de ambtenaren wel kunnen werken met de gekozen oplossingen en hebben ze behoorlijke personele consequenties.

De gemeente blijft voor al deze samenwerkingstaken verantwoordelijk en de burger weet de gemeente hiervoor ook te vinden. De gemeenteambtenaar kan echter de burger niet meer goed van dienst zijn, omdat hij niet meer weet hoe het echt zit of er geen invloed op kan uitoefenen. Daarnaast kan het beleid zich niet goed ontwikkelen als er geen kennis is van de uitvoering en omgekeerd. Als het dan echt fout gaat en de politiek raakt betrokken dan komt niet zelden de hamer op het hoofd van een ambtenaar terecht.

De OR hoort te adviseren over …. het goed functioneren van de organisatie in al haar doelstelllingen…. (art. 2 WOR). Vanuit de doelstellingen van de OR gesteld in art. 2 WOR mag, nee moet, de OR een mening formuleren over samenwerkingsverbanden en de kracht van de eigen organisatie om de organisatiedoelen te behalen. Het doel van een gemeente is, volgens mij, orde handhaven, infrastructuur inrichten en onderhouden en zorg verlenen aan de burgers. De OR zou in de discussie over het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden veel meer moeten bevragen wat dit betekent voor verantwoordelijkheid die de gemeente heeft over de uitvoering van deze doelstellingen van de organisatie en hoe de controle daarop gewaarborgd kan worden. De OR moet zich in deze discussie niet teveel laten leiden door het politiek primaat.

Dit artikel is ook verschenen in OR-informatie van juli/augustus 2015.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *